
dinsdag, januari 22, 2008
James Nachtwey wil voor geen goud naar Ramadi
In de zomer van 2006 wordt de stad de gevaarlijkste op aarde genoemd. Zelfs de beroemde oorlogsfotograaf James Nachtwey is met geen duizend paarden naar Ramadi, in de Iraakse provincie Al Anbar, te krijgen. Elke nacht wordt in de stad hard gevochten tussen Amerikanen en opstandelingen. Ramadi is een tweede Fallujah, de stad waar de Amerikanen zich in 2004 op stuk hadden gebeten.
Nachtwey was in 2006 samen met de Amerikaanse journalist Neal Shea voor National Geographic in Irak. Het was geen goede periode voor het Amerikaanse leger in Irak. Nieuws over een door het leger aangericht bloedbad in Haditha, waar 24 Iraakse burgers door mariniers zouden zijn gedood, sijpelde naar de buitenwereld, en dan was er die bittere veldslag om Ramadi, waar tijdelijk zelfs geen journalisten welkom waren.
Toen verslaggevers weer werd toegestaan mee te gaan naar Ramadi, waren Nachtwey en Shea de eersten die uitgenodigd werden. Oorlogsveteraan Nachtwey bedankt, Shea gaat, samen met fotografe Andrea Bruce die het wél aandurft.
In het nieuwste nummer van het Amerikaanse literaire tijdschrift The Virginia Quarterly Review doet Shea uitgebreid verslag van zijn verblijf in de hoofdstad van Al Anbar, onder de kop Ramadi Nights. Het is een klassiek staaltje oorlogsjournalistiek. De chauffeur van de Humvee waarin Shea door de stad rijdt,
vertelt hem, dat hij al acht ontploffende bermbommen heeft overleefd. Ramadi, schrijft Shea wrang, staat bekend om zijn bermbommen, zoals Franse steden beroemd zijn vanwege hun wijnsoorten. Shea overleeft zelf ook een aanslag met een bermbom.
Bron: de Volkskrant.
Een fragment uit het verhaal:
The military eventually relented, and the press was again allowed into Ramadi. I was told I was one of the first to go. At the time I was in Iraq reporting a story for National Geographic magazine, traveling between sweltering bases with photographer Jim Nachtwey. We had planned to visit Ramadi together. Jim is a tough, intelligent man many years my senior. He was nearly gutted by a grenade during a previous assignment in Iraq. He changed his mind about Ramadi after reading about it and hearing from colleagues. He tried to change mine.
“I strongly urge you to reconsider,” he said one night, dark eyes inscrutable in a cavernous bunkroom. His voice was calm and serious. A father’s voice. I lay in my sleeping bag gauging the weight of his words. I wondered how many times he had been told the same thing. It occurred to me that we avoid the judgment of later critics only through success. Jim had been very successful. Had he been unlucky, someone would have called him stupid, reckless. No one said that to me, exactly, but they were waiting to see how it went. The only person who seemed upbeat about my trip was the Marine major who arranged it. She was pleasant and cheerful, her voice sweet over bad phone lines. I never met her. She died in Ramadi when a bomb exploded beneath her Humvee. But that was later. The next morning I made the decision Jim had made a hundred times before he was famous, and after. As I prepared to leave, he shook my hand and smiled and said, as he often does, “Take good care.”
Nachtwey was in 2006 samen met de Amerikaanse journalist Neal Shea voor National Geographic in Irak. Het was geen goede periode voor het Amerikaanse leger in Irak. Nieuws over een door het leger aangericht bloedbad in Haditha, waar 24 Iraakse burgers door mariniers zouden zijn gedood, sijpelde naar de buitenwereld, en dan was er die bittere veldslag om Ramadi, waar tijdelijk zelfs geen journalisten welkom waren.
Toen verslaggevers weer werd toegestaan mee te gaan naar Ramadi, waren Nachtwey en Shea de eersten die uitgenodigd werden. Oorlogsveteraan Nachtwey bedankt, Shea gaat, samen met fotografe Andrea Bruce die het wél aandurft.
In het nieuwste nummer van het Amerikaanse literaire tijdschrift The Virginia Quarterly Review doet Shea uitgebreid verslag van zijn verblijf in de hoofdstad van Al Anbar, onder de kop Ramadi Nights. Het is een klassiek staaltje oorlogsjournalistiek. De chauffeur van de Humvee waarin Shea door de stad rijdt,
vertelt hem, dat hij al acht ontploffende bermbommen heeft overleefd. Ramadi, schrijft Shea wrang, staat bekend om zijn bermbommen, zoals Franse steden beroemd zijn vanwege hun wijnsoorten. Shea overleeft zelf ook een aanslag met een bermbom.
Bron: de Volkskrant.
Een fragment uit het verhaal:
The military eventually relented, and the press was again allowed into Ramadi. I was told I was one of the first to go. At the time I was in Iraq reporting a story for National Geographic magazine, traveling between sweltering bases with photographer Jim Nachtwey. We had planned to visit Ramadi together. Jim is a tough, intelligent man many years my senior. He was nearly gutted by a grenade during a previous assignment in Iraq. He changed his mind about Ramadi after reading about it and hearing from colleagues. He tried to change mine.
“I strongly urge you to reconsider,” he said one night, dark eyes inscrutable in a cavernous bunkroom. His voice was calm and serious. A father’s voice. I lay in my sleeping bag gauging the weight of his words. I wondered how many times he had been told the same thing. It occurred to me that we avoid the judgment of later critics only through success. Jim had been very successful. Had he been unlucky, someone would have called him stupid, reckless. No one said that to me, exactly, but they were waiting to see how it went. The only person who seemed upbeat about my trip was the Marine major who arranged it. She was pleasant and cheerful, her voice sweet over bad phone lines. I never met her. She died in Ramadi when a bomb exploded beneath her Humvee. But that was later. The next morning I made the decision Jim had made a hundred times before he was famous, and after. As I prepared to leave, he shook my hand and smiled and said, as he often does, “Take good care.”